Zaadwinning

Functies:

Je ziet de hele cyclus van de plant;

Bloeiende groenten zijn mooi en trekken nuttige insecten aan;

Je spaart geld uit;

Je zaden zijn vers;

Je kan je zaad ruilen met vrienden of op zadenruilbeurzen;

Je wordt minder afhankelijk van grote zaadbedrijven;

Je behoudt lokale rassen;

Je kan je eigen landras creeeren die aangepast is aan je situatie.

Benodigdheden:

Tijd: De zaadteelt bij de meeste planten duurt veel langer dan de teelt voor de groente zelf.

Plaats: Waar je zaden aan het telen bent, kan je geen groenten telen.

Een plaats om zaden te drogen.

Papieren zakken, diverse vergieten/zeven/emmers of kommen

Soms is een diepvries handig.

Geduld, aandacht, groene vingers.

Bestuiving

Zelfbestuivers

Dit wil zeggen dat de plant in staat is om met het eigen stuifmeel

de zaadbeginsels in de bloem te bevruchten. Daardoor is er ook

geen gevaar voor vermenging met andere varieteiten en

hebben de planten die later uit het zaad komen precies dezelfde

eigenschappen als de moederplant.

Bijvoorbeeld tomaten.

Kruisbestuivers

Bij de kruisbestuivers kun je maar van één varieteit tegelijkertijd zaad winnen. Deze planten hebben voor de bevruchting stuifmeel van een andere plant nodig. Als die plant van een andere varieteit is, krijg je uit het zaad

planten met een combinatie van de eigenschappen van de moeder- en de vaderplant.

Bijvoorbeeld kolen.


De meeste groenten zijn in de praktijk deels zelfbestuivers, deels

kruisbestuivers. De wind en insecten kunnen stuifmeel verrassend ver transporteren.

Isoleren

Zorg dat verwante varieteiten niet tegelijk en op dezelfde plaats

bloeien. Afstanden moeten best wel tientallen of zelfs honderden

meters zijn. Of laat bijvoorbeeld boerenkool in het voorjaar bloeien

en broccoli in de zomer.

Familie, soorten, varieteiten

Op basis van de latijnse naam kan je nagaan of planten mogelijks onderling kruisen en of de nakomelingen ervan relatief homogeen gaan zijn.

Bijvoorbeeld:

Cucurbitae Maxima ‘hokkaido’ (hokkaidopompoen), Cucurbitae Maxima ‘crown prince’ F1, Cucurbitae Maxima ‘potiron’ en Cucurbitae Moschata ‘buternut’ (butternutpompoen)

Cucurbitae zijn kruisbestuivers dus ze kunnen onderling kruisen.

Cucurbitae (1ste naam) duidt de familie aan, Maxima (2de naam) duidt de soort aan, ‘hokkaido’ (3de naam) duidt de varieteit aan. F1 wilt zeggen dat het een 1ste generatie kruising is van 2 varieteiten.

Als de 1ste en 2de naam hetzelfde zijn en de 3de naam niet dan kunnen ze kruisen. Is de 2de naam verschillend dan kruisen ze normaalgezien niet, uitzonderlijk gebeurt dit wel.

Als je zaden neemt van een F1-hybride dan gaan de nakomelingen een variatie aan eigenschappen vertonen van de grootouders (niet-homogeen).


Cucurbitae Maxima ‘hokkaido’ X Cucurbitae Maxima ‘ potiron’ =

Een F1- hybride met een combinatie van de eigenschappen van de 2 ouders en onderling relatief homogeen.

Cucurbitae Maxima ‘hokkaido’ X Cucurbitae Maxima ‘hokkaido’ =

Cucurbitae Maxima ‘hokkaido’ de nakomelingen zijn onderling relatief homogeen en relatief homogeen met de ouders.

Cucurbitae Maxima ‘crown prince’ F1 X Cucurbitae Maxima ‘crown prince’ F1 = F2-hybride, een hybride van de 2de generatie, de kinderen gaan een mengeling van de eigenschappen van de grootouders hebben en onderling niet homogeen zijn.

Cucurbitae Maxima ‘hokkaido’ X Cucurbitae Maxima ‘crown prince’ F1 = Nakomelingen zijn niet homogeen, ze hebben een combinatie van de eigenschappen van hokkaido en van de ouders van crown prince.

Cucurbitae Maxima ‘hokkaido’ X Cucurbitae Moschata ‘butternut =

Dit kan niet, de 2de naam is verschillend dus ze kruisen niet, je kan ze naast elkaar kweken en geen vermenging krijgen.


Zaden nemen van F1-hybrides, groenten laten kruisen kan heel leuk zijn maar het is goed om er je bewust van te zijn en bijvoorbeeld een “doel” voor ogen te hebben. Bijvoorbeeld een witte kool kruisen met een boerenkool lijkt mij niet heel interessant omdat ze een andere groeivorm hebben en een andere oogsttijd, het kan tof zijn uit nieuwsgierigheid. Maar bijvoorbeeld 8 verschillende varieteiten boerenkool laten kruisen en in de jaren erna de meest groeikrachtigen selecteren om weer zaad van te winnen kan wel interessant zijn. Selecteer een aantal varieteiten met bepaalde gelijkaardige eigenschappen(winterhardheid, ziekteresistentie, productie, droogteresistentie,...) en laat hen kruisen.

Groentes kunnen ook kruisen met wilde planten of teelten van je buren.

Denk aan wortel x wilde peen, suikermais x voedermais,… . Dit is niet perse goed.

Inteelt:

Probeer je genetische basis breed genoeg te houden in het geval van kruisbestuivers. Dus meerdere planten in bloei laten gaan. Als je plaats gebrek hebt kan je bijvoorbeeld een 10tal planten in bloei laten gaan en vanaf dat de bestuiving gebeurt is, er maar 2 laten afrijpen.

Oogst en verwerking

Laat de uitgebloeide planten staan totdat het zaad rijp is. Dat zie je vooral aan het verkleuren van de vruchten of zaaddozen. Niet te vroeg oogsten: zaad moet rijp & droog zijn. Vaak is nadrogen van de hele plant, bijvoorbeeld in een schuur nodig.

Als alles droog is, ga je dorsen. Bijvoorbeeld alles in een bak of zak te doen en er dan een kwartier op te trappelen, of door de peulen tussen je handen (met handschoenen) te wrijven.

Zeven: met diverse zeefjes & vergieten etc kun je al veel kaf verwijderen,

Wannen: giet het zaad-met-kaf van de ene emmer in de andere, op een plaats met wat wind of tocht. De lichtste zaden en het kaf vliegen weg.

Bewaar het geoogste zaad op een droge en koele plaats in papieren zakjes. Veel zaden blijven jaren goed; zo is koolzaad vijf jaar bewaarbaar. Zorg dat je de oogstdatum en de varieteit op het zakje schrijft.

Diepvriezen doodt eventuele kevertjes en hun eitjes, maar niet de zaden. Zaad op – 18°C houdt zijn kiemkracht minstens dubbel zo lang.